Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige, Die u zal [54]zegenen, met zegeningen des hemels van boven, met zegeningen [55]des afgronds, die daaronder ligt, met zegeningen der borsten en der baarmoeder! 54. Hij spreekt van Jozefs nakomelingen, wien hij voorzegt vierderlei zegen, dien God hun verlenen zou: I. Door middel van den hemel, als zijn, tijdige zomer en winter, zonneschijn, regen en dauw; Deut.33:13; Ezech.34:20; II. Uit den afgrond als fonteinen, rivieren, allerlei staande en vloeiende wateren. Verg. Deut.8:7, en Deut.33:13; III. Door midden van de mensen, als de vruchtbaarheid en vermenigvuldiging der nakomelingen, Deut.33:17; IV. Door de beesten, als voedsel, kleding, dienstelijke hulp en grote menigte daarvan. Verg. Deut.28:4. 55. Versta, de grote diepte, die in de aarde is, waaruit de zeeen, fonteinen, rivieren, meren, beken, enz., haar oorsprong nemen; verg. boven, hfdst.1 vs.2.